ERAFokkemaPhotography
Go to content

Bijscholing 1978

Onderwijs & Zo
Bijscholing (1978)

Onderwijs: het is om kinderen op te voeden en wat te leren. Maar om dat goed te laten werken, moeten leraren natuurlijk ook wat leren. Eigenlijk heel wat tegenwoordig.
Hoe ging dat vroeger? Totaal anders. Echt helemaal totaal anders.
In die tijd liepen we ook stage, net als nu. We moesten ook lessen geven en natuurlijk voorbereiden. En dat deden we. Als ik terugkijk en ik denk nog eens terug aan het soort lessen dat we gaven en hoeveel voorbereiding dat vroeg, dan kom ik toch gauw op een werkweek van 90 uur voor een gewone baan van – toen nog – 29 uur lesgeven. Geen docent op de opleiding, die je dat inzicht bijbracht. Ik vermoed dat ze toen de overtuiging hadden: al doende leert men.
Maar…. Dat is niet helemaal waar. Ik leerde het waarschijnlijk niet snel genoeg dat eerste jaar van mijn docentenbestaan.
Wat was de aanleiding ook alweer? Oh ja. Jongetje A praat tegen jongetje B tijdens een proefwerk. ( We hadden toen nog geen meisjes op school, maar we kenden al wel het alfabet). Jongetje A luisterde heel ingespannen. Ik geef jongetje A en jongetje B een 1. Ik vind dat logisch. Jongetje B vindt dat jongetje A een hoger cijfer moet hebben en zegt hem dus iets voor. Dat mag niet. Maar jongetje B, die net heel ingespannen naar het antwoord heeft zitten luisteren, is nu wijzer geworden en door deze fraude zou zijn cijfer hoger uit kunnen vallen. En dat mag ook niet. Dus jongetje A krijgt een 1 voor voorzeggen en jongetje B een 1 voor het voor het opschrijven van dingen die hij niet zelf wist.
En nu gaan de mening van jongetje B en mij verschillen. Jongetje B vindt namelijk dat hij ‘niets’ gedaan heeft.  Maar dat is niet zo: hij heeft geluisterd, hij heeft extra informatie vergaard en wil mij nu op papier doen geloven dat dat zijn eigen kennis was.
Jongetje B besluit het hoger op te gaan zoeken en gaat naar de baas.  (toen hadden we er nog gewoon één, niks geen tussenmanagement of tussen-tussenmanagement in de iets minder platte organisatie).  Maar hij gaat niet zomaar naar de baas, hij besluit dat jankend te doen.
Daar kan de baas niet tegen. Die besluit  dat het tijd is om mij een bijscholing te geven. Dat heette toen nog niet zo, want  op dat moment bestond dat nog niet.
Hij komt naar boven met jankend jongetje B en gebruikt zijn wijsvinger om mij naar buiten te roepen. Hij heeft besloten dat het helpt om te schreeuwen. (Later hoor ik dat hij voor mijn komst overspannen is geweest en zelf net terug is). Hij verwacht  dat als hij harder praat het beter binnenkomt en dat klopt. Door de goede akoestiek van de gang zijn er zes lokalen waarvan docenten en leerlingen kunnen meegenieten van deze bijscholing.  Als hij mij uitlegt dat hij geen jankende jongetjes bij zijn kamer wil hebben en dat ik ‘de goede’ moet pakken… (hij bedoelt dus: de slechte) en dat het nu toch es tijd wordt dat hij geen last meer van me heeft.
Hij vertrekt en ik weer terug de klas in met: "Waar waren we gebleven?"
Later hoor ik van een collega, dat haar zoon, die op dat moment bij mij in de klas zat, zei dat ik er helemaal niks van had gehad, dat geschreeuw. Nou moet je weten, dat ik altijd dol was op de dramalessen en vooral het toneelspelen. Maar met deze bijscholing heeft de baas er toch voor gezorgd dat ik weer een paar punten steeg op de schaal van respect bij de leerlingen.
Mijn volgende bijscholingssessie kwam tijdens de daarop volgende rapport vergadering.  Ik had een wat weerbarstige leerling in de klas die ik Nederlands en Engels mocht geven. Omdat deze jongeman meer bezig was met gedrag en het ontdekken van de grenzen van het toelaatbare, had hij niet zoveel tijd over voor de leerstof. Als gevolg daarvan had hij een 3 voor Nederlands en een 4 voor Engels. De baas zei tegen mij dat het gedrag van leerlingen niet in de cijfers zichtbaar mochten worden en dat mijn voorganger zoveel verstand had gehad dat dat bij hem niet was gebeurd. Ik zei hem, dat ik het anders zag. Weliswaar gedroeg deze jongeman zich niet. Maar ik gaf geen 3 of 4 vanwege zijn gedrag, maar vanwege zijn resultaten. Er is natuurlijk een samenhang tussen gedrag en resultaten.
De baas dacht even na, leunde toen achterover, keek mij doordringend aan en zei: "Oh dus IK heb er geen verstand van. IK werk hier pas".
Dat was natuurlijk sarcastisch bedoeld. Maar kijkend naar de huidige stand van de pedagogiek in het onderwijs…… had hij wel gelijk.


Back to content