Het begin 1978
Onderwijs & Zo
Het begin, 1978
We zijn terug bij het begin van mijn loopbaan. Een christelijke LTS in een dorpje, niet zover van Amsterdam.
Ik ben beginneling. Direct aangenomen. Oh nee, niet omdat ik zo goed was, maar omdat er maar twee sollicitanten waren en die ander was Rooms-katholiek en daarmee per definitie kansloos. Dus ik was de enige.
Ik mocht mezelf presenteren tegenover een stuk of 12 heren, zijnde de voorzitter van het bestuur, tevens kerkvoogd en zo nog wat kopstukken uit het dorp, tezamen vormend het bestuur van de school. Zij vroegen mij of ik wel met de directeur zou kunnen opschieten. Ik keek de man aan – vroeg het me ten zeerste af (achteraf gezien volkomen terecht) – en zei: "Ja natuurlijk. Hij ziet er erg vriendelijk uit." Soms weet je gewoon welk antwoord je moet geven en daar hoef je dan niet eens psycholoog voor te zijn.
Ik werd gelijk aangenomen, maar kwam toch niet heel overtuigend over als geboren leraar. Dat mag blijken uit het feit, dat ik twee keer een tijdelijke aanstelling kreeg, voor ik in vaste dienst werd aangenomen.
Tegenwoordig is de bedoeling dat je een relatie met je leerlingen opbouwt. Dat ze je kunnen vertrouwen en zich tegen je kunnen uiten. Lesgeven, of liever: het begeleiden in hun leerproces, is uiterst belangrijk. Leerlingen moeten zich voorbereiden op de steeds veranderende maatschappij waarvan ze straks deel gaan uitmaken en rekening houden met voortdurend leren.
Toen? Echt niet!
In 1978 gingen de didactische raadgevingen als volgt: Je begint met ze op hun donder te geven en te laten merken dat je er goed achteraan zit. Als er twee praten, is dat al te veel. De eerste tijd besteed je aan het vestigen van de orde en later komt het lesgeven vanzelf. Het blijkt: het onderwijs is wel iets veranderd. Toen ging het om de orde. Had je orde, dan was het… in orde.
Verder was het niet de bedoeling dat je het boek uitkrijgt, maar dat WAT je hebt gedaan, dat dat goed was doorgedrongen. Voor maatschappijleer had je geen boek nodig, je moet gewoon maar wat doen.
Met deze goede raadgevingen ging ik na de vakantie aan de gang.
Het begon al direct toen ik de eerste dag aankwam met mijn Thomos automaat, die liefdevol ‘ prutteltje’ genoemd werd door een aantal leerlingen. Veel te nieuwsgierig naar mijn zin. Een van hen zei achter mijn rug, dat ik het nieuwe vriendje van mevrouw X was. Ik draaide me om naar een vijftien tal leerlingen en vroeg: " Wie zei dat?" De eerste fout van die dag. Dat vraag je niet; je weet dat je geen antwoord krijgt. Daarna zei ik boos, dat ik niet met me liet sollen!
Fout nummer twee.
De dag moest nog beginnen. Mijn voorganger was weggepest; Wat kon er nog fout gaan?
Ik ben beginneling. Direct aangenomen. Oh nee, niet omdat ik zo goed was, maar omdat er maar twee sollicitanten waren en die ander was Rooms-katholiek en daarmee per definitie kansloos. Dus ik was de enige.
Ik mocht mezelf presenteren tegenover een stuk of 12 heren, zijnde de voorzitter van het bestuur, tevens kerkvoogd en zo nog wat kopstukken uit het dorp, tezamen vormend het bestuur van de school. Zij vroegen mij of ik wel met de directeur zou kunnen opschieten. Ik keek de man aan – vroeg het me ten zeerste af (achteraf gezien volkomen terecht) – en zei: "Ja natuurlijk. Hij ziet er erg vriendelijk uit." Soms weet je gewoon welk antwoord je moet geven en daar hoef je dan niet eens psycholoog voor te zijn.
Ik werd gelijk aangenomen, maar kwam toch niet heel overtuigend over als geboren leraar. Dat mag blijken uit het feit, dat ik twee keer een tijdelijke aanstelling kreeg, voor ik in vaste dienst werd aangenomen.
Tegenwoordig is de bedoeling dat je een relatie met je leerlingen opbouwt. Dat ze je kunnen vertrouwen en zich tegen je kunnen uiten. Lesgeven, of liever: het begeleiden in hun leerproces, is uiterst belangrijk. Leerlingen moeten zich voorbereiden op de steeds veranderende maatschappij waarvan ze straks deel gaan uitmaken en rekening houden met voortdurend leren.
Toen? Echt niet!
In 1978 gingen de didactische raadgevingen als volgt: Je begint met ze op hun donder te geven en te laten merken dat je er goed achteraan zit. Als er twee praten, is dat al te veel. De eerste tijd besteed je aan het vestigen van de orde en later komt het lesgeven vanzelf. Het blijkt: het onderwijs is wel iets veranderd. Toen ging het om de orde. Had je orde, dan was het… in orde.
Verder was het niet de bedoeling dat je het boek uitkrijgt, maar dat WAT je hebt gedaan, dat dat goed was doorgedrongen. Voor maatschappijleer had je geen boek nodig, je moet gewoon maar wat doen.
Met deze goede raadgevingen ging ik na de vakantie aan de gang.
Het begon al direct toen ik de eerste dag aankwam met mijn Thomos automaat, die liefdevol ‘ prutteltje’ genoemd werd door een aantal leerlingen. Veel te nieuwsgierig naar mijn zin. Een van hen zei achter mijn rug, dat ik het nieuwe vriendje van mevrouw X was. Ik draaide me om naar een vijftien tal leerlingen en vroeg: " Wie zei dat?" De eerste fout van die dag. Dat vraag je niet; je weet dat je geen antwoord krijgt. Daarna zei ik boos, dat ik niet met me liet sollen!
Fout nummer twee.
De dag moest nog beginnen. Mijn voorganger was weggepest; Wat kon er nog fout gaan?