De eerste oorlog
Onderwijs & Zo
De eerste oorlog
Ik begon het nieuwe jaar dus streng, rot, zonder mededogen en eigenlijk ook wel een beetje wreed. Zo moest het, dus zo zou het gaan.
En het ging ook zo, prima… de eerste week.
Daarna namen we de stellingen in en werd het overleven voor me. Ik liet leerlingen terugkomen, die geen strafwerk hadden geschreven en die dan ook nog eens niet terugkwamen. Uiteindelijk moesten er dus leerlingen terugkomen, die niet terug waren gekomen, wat ze moesten omdat ze geen strafwerk hadden geschreven. Ik werd heel goed in administratie, wat daarvoor altijd mijn zwakke punt was geweest.
Ik had uit mijn eigen schooltijd wel geleerd, dat steeds strafwerk vermeerderen geen optie was. Het maakt een leerling echt helemaal niks uit of hij 100 strafregels niet schrijft of dat hij 1000 strafregels niet schrijft. Het kost alle twee totaal geen tijd en is dus geen straf.
Wil je strafwerk maken, ja dan moet je oppassen hoeveel het wordt natuurlijk.
Het is echter weinig hoopgevend wanneer je als leerling in een lesuur van 50 minuten alles investeert en in de strijd gooit, als je beloning daarvoor dan nog eens drie uur schrijven oplevert. Als het iedere les zo gaat, dan is het kinderwetje van Van Houten opnieuw heel toepasbaar.
Ik vroeg hulp en klasseleraren (‘mentoren’ was een nog niet uitgevonden woord op school… en terecht!) stimuleerden hun leerlingen om toch vooral bij mij langs te gaan na de lessen. De onderwijskunde die ik tijdens mijn opleiding had gehad, deed me niet veel goed. Het maakte mij namelijk niet zoveel uit, of een leerling die dwars lag nu uit een ‘hotelgezin’ kwam of een ander soort. Het enige dat telde, was dat hij dwars lag. En toen ik een keer vroeg: "Wat wil je nou eigenlijk?" kreeg ik met een grijns als antwoord: "U ook wegpesten,"
Mijn voorganger was na een jaar weggepest. Ik kreeg verhalen te horen over hem door de klas rennend achter een leerling aan, die er niet uit wilde. Zijn klasgenoten hielpen hem door hun tafels tegen elkaar aan te schuiven op het moment dat mijn briesende voorganger de leerling bijna bereikt had. Hij bleef zijn achtervolging voortzetten en dan maar OVER de tafels heen. Oh en het was een hele aardige man ook; slim, sprak vloeiend Russisch, maar hij sprak overduidelijk geen pedagogisch. Ik voelde me gewaarschuwd en nam me voor om nooit, maar dan ook nooit de achtervolging in te zetten op een leerling die niet wilde vertrekken.
Uiteindelijk had ik een hele klas uitgenodigd om terug te komen, waardoor voor mij ook het aantal ‘contacturen’ aanzienlijk toenam… tenminste, als we die term toen gehad hadden. Toen heetten het nog ‘lessen’.
Duidelijk is dat tijdens deze veldslag het toch langzaam tot me doordrong, dat de manier, zoals me was aangeraden, mogelijk toch niet helemaal mijn manier was. Maar hoe dan? Vrede sluiten? Of toch eerst maar een wapenstilstand?
Volhouden, vond mijn directeur. Hij ‘hielp’ me ook door vaak langs te lopen en wanneer het niet naar zijn zin ging (ook niet naar de mijne, trouwens) even binnen te komen en dan te bulderen om de boel stil te krijgen. Hij kon dat wel! Ik denk dat hij de uitvinder was van wat ze later de "meeuwen tactiek" gingen noemen in de management theorieën. Ik was er al snel achter dat zijn helpen, meer van de wal in de sloot was. Elke keer dat hij me hielp, liet hij de kinderen duidelijk zien dat ik het niet in de hand had, erger nog: dat hij vond dat ik er niks van bakte. En dan tegelijkertijd bemoedigend tegen me zeggen: je moet het zelf opknappen, dan krijgen ze respect voor je!
Toen heb ik voor het eerst medelijden in de ogen van leerlingen gezien. Het werd tijd dat de pedagogiek werd uitgevonden.
Maar eerst maar es zien of ik kan ontdekken wie nou steeds autootjes jat uit de doos voor verkeersles ….. ik heb er nog maar een paar over.
En het ging ook zo, prima… de eerste week.
Daarna namen we de stellingen in en werd het overleven voor me. Ik liet leerlingen terugkomen, die geen strafwerk hadden geschreven en die dan ook nog eens niet terugkwamen. Uiteindelijk moesten er dus leerlingen terugkomen, die niet terug waren gekomen, wat ze moesten omdat ze geen strafwerk hadden geschreven. Ik werd heel goed in administratie, wat daarvoor altijd mijn zwakke punt was geweest.
Ik had uit mijn eigen schooltijd wel geleerd, dat steeds strafwerk vermeerderen geen optie was. Het maakt een leerling echt helemaal niks uit of hij 100 strafregels niet schrijft of dat hij 1000 strafregels niet schrijft. Het kost alle twee totaal geen tijd en is dus geen straf.
Wil je strafwerk maken, ja dan moet je oppassen hoeveel het wordt natuurlijk.
Het is echter weinig hoopgevend wanneer je als leerling in een lesuur van 50 minuten alles investeert en in de strijd gooit, als je beloning daarvoor dan nog eens drie uur schrijven oplevert. Als het iedere les zo gaat, dan is het kinderwetje van Van Houten opnieuw heel toepasbaar.
Ik vroeg hulp en klasseleraren (‘mentoren’ was een nog niet uitgevonden woord op school… en terecht!) stimuleerden hun leerlingen om toch vooral bij mij langs te gaan na de lessen. De onderwijskunde die ik tijdens mijn opleiding had gehad, deed me niet veel goed. Het maakte mij namelijk niet zoveel uit, of een leerling die dwars lag nu uit een ‘hotelgezin’ kwam of een ander soort. Het enige dat telde, was dat hij dwars lag. En toen ik een keer vroeg: "Wat wil je nou eigenlijk?" kreeg ik met een grijns als antwoord: "U ook wegpesten,"
Mijn voorganger was na een jaar weggepest. Ik kreeg verhalen te horen over hem door de klas rennend achter een leerling aan, die er niet uit wilde. Zijn klasgenoten hielpen hem door hun tafels tegen elkaar aan te schuiven op het moment dat mijn briesende voorganger de leerling bijna bereikt had. Hij bleef zijn achtervolging voortzetten en dan maar OVER de tafels heen. Oh en het was een hele aardige man ook; slim, sprak vloeiend Russisch, maar hij sprak overduidelijk geen pedagogisch. Ik voelde me gewaarschuwd en nam me voor om nooit, maar dan ook nooit de achtervolging in te zetten op een leerling die niet wilde vertrekken.
Uiteindelijk had ik een hele klas uitgenodigd om terug te komen, waardoor voor mij ook het aantal ‘contacturen’ aanzienlijk toenam… tenminste, als we die term toen gehad hadden. Toen heetten het nog ‘lessen’.
Duidelijk is dat tijdens deze veldslag het toch langzaam tot me doordrong, dat de manier, zoals me was aangeraden, mogelijk toch niet helemaal mijn manier was. Maar hoe dan? Vrede sluiten? Of toch eerst maar een wapenstilstand?
Volhouden, vond mijn directeur. Hij ‘hielp’ me ook door vaak langs te lopen en wanneer het niet naar zijn zin ging (ook niet naar de mijne, trouwens) even binnen te komen en dan te bulderen om de boel stil te krijgen. Hij kon dat wel! Ik denk dat hij de uitvinder was van wat ze later de "meeuwen tactiek" gingen noemen in de management theorieën. Ik was er al snel achter dat zijn helpen, meer van de wal in de sloot was. Elke keer dat hij me hielp, liet hij de kinderen duidelijk zien dat ik het niet in de hand had, erger nog: dat hij vond dat ik er niks van bakte. En dan tegelijkertijd bemoedigend tegen me zeggen: je moet het zelf opknappen, dan krijgen ze respect voor je!
Toen heb ik voor het eerst medelijden in de ogen van leerlingen gezien. Het werd tijd dat de pedagogiek werd uitgevonden.
Maar eerst maar es zien of ik kan ontdekken wie nou steeds autootjes jat uit de doos voor verkeersles ….. ik heb er nog maar een paar over.